In een wetenschappelijk instituut leven de directeur (m) en één van zijn belangrijkste medewerkers (v) al vanaf hun gelijktijdige aanstelling, 5 jaar eerder, op toenemend gespannen voet. Tot de medewerker zich ziek meldt en het hoofd P&O na diverse gesprekken met beide, mediation voorstelt. Beiden stemmen daarmee in.
Al vanaf het eerste gesprek met de mediator is de spanning tussen beide partijen te snijden. Grof taalgebruik wordt daarin door beide (gepromoveerde wetenschappers) niet geschuwd. Na 4 gesprekken, waarin alle mogelijke “ingangen” zijn onderzocht, beide willen vasthouden aan voortzetting van de arbeidsrelatie, en 2 gesprekken met ieder van hen afzonderlijk, is er geen millimeter beweging gemaakt.
In de daaropvolgende (3e) caucus wordt met de directeur in een zogenoemde “tafelopstelling” onderzocht wat in deze situatie nog haalbaar en wenselijk is. Daarbij lijkt betrokkene het “harnas” af te leggen waarin hij in deze mediation tot dan toe zat.
Enkele dagen later belt hij mij om te zeggen dat hij een einde van de arbeidsovereenkomst wil. Ik heb dan ook een caucus met de medewerker. Ze klaagt over “uitputting” en ik ga met haar het gesprek in over de kosten en de baten van de gewenste voortzetting van de arbeidsrelatie.
Dat gesprek leidt haar naar de constatering dat haar gezondheid meer waard is dan haar professionele ambitie en ze besluit in te willen stemmen met een beëindiging van de arbeidsrelatie. De opluchting bij beide, als ze dat in de daarop volgende bijeenkomst tegen elkaar kunnen zeggen, is heel mooi.
Vervolgens vragen zij hun beider juristen (deskundigen op het gebied van de ambtelijke rechtspositie) met elkaar een juridisch houdbare regeling overeen te komen. Na 3 maanden is dat nog niet gelukt. In telefonisch contact dat ik enkele keren met partijen heb, wordt de toon van beide al weer wat grimmiger. Ik besluit een “finaal” gesprek te arrangeren met beide partijen en hun juristen. In een enkele uren durende “pendelsessie” kan de overeenkomst in 5 regels op een flipover worden gezet.
De juristen maken hiervan een arbeidsrechtelijk passende vaststellingsovereenkomst van.