In de beëindiging van een samenwerkingsovereenkomst die twee Nederlandse stichtingen naar buitenlands recht voor 10 jaar waren aangegaan, ontaardt het dispuut over de interpretatie van de ontbindende voorwaarden na opzegging van de overeenkomst door B, in een conflict. Na ruim een jaar “communiceren” wenden partijen zich tot mij met het verzoek om te mediëren.
Al in de eerste bijeenkomst, waarin vooral partij B heel gespannen aan tafel zit, komt het tot een emotionele uitbarsting van partij B. Daaruit wordt duidelijk dat de zaak voor deze partij ook een heel persoonlijk en emotioneel geladen accent heeft.
Partij A bleek hiervan geen notie te hebben. De emoties van B raken partij A zichtbaar.
In de daaropvolgende bijeenkomst, een week later, lijkt partij A een handreiking tot een oplossing te “verpakken”. Partij B merkt dat niet op en er ontstaat een weinig zinvol gekissebis.
Na een paradoxale interventie mijnerzijds blijkt A inderdaad een werkbare oplossing aan te willen bieden. Deze wordt na schorsing – voor overleg door B met de bestuurlijke achterban – door partij B geaccepteerd. Een concept-tekst voor een overeenkomst van 2 A4-tjes wordt door beider (in de materie gespecialiseerde) juristen uitgewerkt tot een vaststellingsovereenkomst van 14 pagina’s.